De voetweg van ‘s-Hertogenbosch naar Rome en nog 300 km verder naar Benevento
Op dinsdagochtend 18 juni 2013 stappen we om 08.51 uur onze voordeur en de straat uit, op weg naar de Sint Jan in ons ’s-Hertogenbosch. Een stukje van zes kilometer. Riet heeft ’t niet meer die ochtend; ze stuitert van de adrenaline en wil maar één ding: op pad, op pad!!
Onze voetreis is – 10 dagen nadat mijn pensioen is ingegaan – eindelijk begonnen na drie jaar van voorbereidingen. Een slordige 2200 kilometers liggen voor onze voeten en we zullen ruim drie maanden, vierentwintig uur per dag bij elkaar zijn. Aan uitdagingen dus geen gebrek! De weergoden zijn met ons: het is zonnig en een graad of twintig. Later op die dag zelfs tweeëndertig. Met onze rugzakken op huppelen we lichtvoetig richting de Sint-Janskathedraal, waar we ons even terugtrekken in de gewijde sfeer van de Mariakapel – die al sinds 1380 ook een pelgrimsbestemming is – en concentreren ons in stilte op het grote avontuur dat voor ons ligt. Daarna krijgen we bij het secretariaat de eerste stempels in ons pelgrimspaspoort van de Vereniging voor Pelgrims naar Rome.
Uitzwaaien met koffie en Bossche koek
We hebben ons voorgenomen om in elke etappeplaats een kerkelijk stempel te gaan halen, maar zo eenvoudig blijkt dat niet te zijn, merken we gedurende de tocht. We verlaten het secretariaat en steken de prachtig in het zonlicht badende Parade over naar Stadsherberg ’t Pumpke, een Bossche kroeg bij uitstek, schuin tegenover de Sint Jan. Daar is het om half elf al een drukte van belang van vrienden en familie, die we uitgenodigd hebben om ons bij koffie en Bossche koek gedag te zwaaien. De terrassen zitten vol met zonnige en vrolijke mensen en de familie en vrienden hangen uit de ramen. Een warm welkom valt ons ten deel. Na veel kussen en omarmingen worden we ineens in twee stoelen gepoot en wordt er een projectiescherm uit het plafond neergelaten. Een van de kinderen, Margriet, heeft een stunt uitgehaald en die gaat ze nu presenteren. Een echte film waarin veel familie, vrienden en medewerkers uit mijn werkzame leven, in korte spots ons hun beste wensen voor de tocht toezingen, toezwaaien en uitbeelden. Zelfs onze Italiaanse lerares en de pensioneigenaar en zijn vrouw uit ons wintersportdorp in Oostenrijk verschijnen met lieve wensen op het witte doek!
Afscheid nemen: alle mensen die mij en ons zo dierbaar zijn staan daar om ons heen òf zijn in ons hart erbij. Het is een emotioneel afscheid, ik voel de tranen over mijn wangen rollen. Ik krijg het bijna niet uit mijn keel, maar hardop zeg ik tegen iedereen dat we aan een groot avontuur gaan beginnen. “Maar jullie allemaal zó lang loslaten is mijn grootste klus op deze reis”. Mijn grote liefde staat naast me. Hij kijkt naar me, ziet me en herkent mijn emotionele loslaatpijn. Hij zegt: “Kom, we gaan.”
We zijn diep ontroerd! Wie we daar in ’t Pumpke wel erg missen zijn de kinderen uit Australië: Marieke en haar man Mark met de kleinkinderen Oliver en Sophie. Maar die zullen van ons gedurende de pelgrimage steeds speciale berichten gaan krijgen. Daar heeft oma Riet zo haar middelen voor.
Via ‘t Pumpke de wijde wereld in
Na een uurtje is het tijd om echt op pad te gaan. Ik fluister Riet in haar oor dat het tijd wordt om te vertrekken. Riet – als gezelligheidsmens – weet dat ook, maar haar gevoel vertelt iets anders op dat moment. De warme vriendschap van familie en vrienden overspoelt ons en maakt het moeilijk om afscheid te nemen. Om half twaalf hakken we de knoop door en delen we de laatste knuffels uit. Sommigen hebben een paar traantjes in de ogen als ze ons over de Parade zien verdwijnen. Ook wij hebben het even moeilijk, maar de geweldige uitdaging en het avontuur dat we vóór ons hebben, geven ons toch ook een machtig mooi gevoel.
De route die we hebben uitgezet gaat in een vrij rechte lijn van ’s-Hertogenbosch door België naar Maastricht. 122 km in 5 dagen. Daar stappen we op de GR5 tot in Luxemburg, waarna we langs een eigen ontworpen route van Luxemburg-Stad via Thionville, Metz, Nancy naar Besançon lopen. Van daaruit pakken we het parcours van de Via Francigena op, die van Canterbury komt en ons helemaal naar Rome brengt. Die eeuwenoude route is tegenwoordig prima bewegwijzerd. Het stuk tot Besancon hadden we in kaartvorm bij ons (vraag De Noorderzon) en vanaf Besançon stond de track in onze Garmin. De lengte van het parcours tot Rome was 1878 km en 88 dagen lopen, het laatste stuk naar Benevento/Pietrelcina nog 300 km extra en 12 dagen lopen.
De voorbereiding
Een goede voorbereiding is het halve werk en dus togen we in februari van 2010 aan de slag (drie jaar van te voren dus). Te beginnen met het leren van Italiaans, want we zouden minstens 1200 km over Italiaanse bodem lopen en – zeker op het platteland – spreekt een Italiaan Italiaans en niets anders. Met ons Frans, Duits of Engels zouden we daar dus niet ver komen. Bovendien vonden we het leuk, interessant en een teken van betrokkenheid om meer van taal en cultuur te gaan leren. Verder lazen we veel reisverslagen van andere pelgrims en we werden lid van de Vereniging Pelgrimswegen naar Rome om ons in bijeenkomsten te laven aan de prachtige verhalen van geroutineerde pelgrims.
We haalden in Maastricht ons GR5-boekje uit de rugzak dat ons vanaf daar tot en met Luxemburg langs de wegen en paden zou geleiden. Het was een bondig en goed geschreven werkje, waaruit het Vlaamse taalgebruik met gezellige tonen opborrelde. We zouden aan het boekje gaan wennen! Het werd ons kameraadje. Al snel over de grens na het mooie dorpje Kanne, bereikten we om een uur of negen in het dorpje Eben een wat kil en winderig caféterras en we namen een lekkere kop hete koffie en een tosti. De herbergier vroeg natuurlijk waarheen de tocht voerde en toen we vertelden dat we naar een dorpje ten zuiden van Rome gingen lopen, verzuchtte
hij vol onbegrip en toch ook met bewondering: “Allez hè, zot zijn doet geen pijn”.
Wat doen we zoal op een gemiddelde wandeldag?
Opstaan, douchen of poedelwasje, aankleden, rugzak inpakken, waterzakken vullen, gele jackjes over de rugzak als we op de doorgaande weg lopen, ontbijten of ergens iets van ontbijt scoren, elkaars rugzak ophijsen/helpen en controleren, zonnebril/zonnehoedje bij de hand, stokken, vlaggetje fier op de rugzak en dan aan de wandel. Guus bepaalt in grote lijnen de route. Hij overlegt steeds. Soms kiezen we voor het maken van kilometers, soms volgen we de Via Francigena of kiezen we voor een alternatieve route. Dat is afhankelijk van het weer, van onze stemming, ervaring en gevoel. Meestal halen we ’s morgens eerst bij een bakker wat brood voor onderweg. Bij een supermarkt of waar dan ook kopen we een blikje tonijn, stukje kaas of worst voor de lunch. We kopen ook altijd twee appels en twee bananen. Dan dus lopen, weer of geen weer, regen of zon, het maakt niet uit. We vinden het altijd wel fijn om de regenpakken weer in de rugzak te bergen na een forse regenbui. Na een uur of anderhalf lopen nemen we ergens (lukt niet altijd) een kop koffie.
Rond twaalf uur zoeken we een mooi plekje in de schaduw, spreiden onze Indonesische batikdoeken (sneldrogend katoen dat bijna niets weegt) uit om op te zitten en lunchen met het brood, water en het beleg van die dag. De schoenen en sokken gaan uit…. En als we bij waterbakken of een meertje zitten, gaan de voeten in het koele water. We doen ook altijd de binnenzolen van de wandelschoenen eruit: even laten luchten. Dan weer alles geordend inpakken en verder lopen. Na een uurtje of wat schillen we met ons Zwitserse zakmes een appeltje voor ons allebei en eten we de banaan. Aan het eind van de middag hebben we vaak een slaapplaats gereserveerd, soms gokken we en wachten tot op het laatst, vooral als we niet weten hoe ver we nog willen lopen. We slapen in jeugdherberg (€ 25-35 pp), hospice, klooster, ostello (alle drie ofwel een eigen gekozen bijdrage of ca € 25 pp), B&B (€ 60-80), appartement (€ 60-100) of hotelletje (€ 60-85). De keuzes die je maakt bepalen de kosten voor zo’n tocht van honderd overnachtingen. Een tentje is natuurlijk het voordeligst., maar levert inclusief toebehoren ook weer ruim 3 kg meer gewicht op.
Bij de slaapplek aangekomen ga ik de afstand van die loopdag met mijn kaartwieltje nameten en de foto’s opschonen. Daarna zoek ik een overnachtingsplek voor de volgende dag en, na gezamenlijk overleg, boek ik dat via mijn mobieltje. Riet doet de was (ondergoed, sokken en T-shirt en/of polo) en zoekt een plek om de was te drogen, nadat alles eerst in handdoeken is gerold en voorgedroogd. Ook spoelt ze de waterzakken en maakt ze goed schoon. Dan (of soms ook als allereerste) drinken we op een terrasje één of twee biertjes, vooral als het heet is geweest die dag en kijken terug op het loopavontuur van de afgelopen dag.
Een vast ritueel is ook om het dorpje of stadje te verkennen en uitgebreid van de cultuur te snoepen. Tijdens zo’n wandeling halen we de dagelijkse stempel in ons pelgrimspaspoort in kerk, kathedraal, dom of in de secretarie van kerk of gemeentehuis en maken een praatje met degene die de stempel hanteert. Als alle instanties gesloten zijn, halen we een stempel in café, hotel of toeristenbureau. Uiteraard zoeken we een winkel op om de etensvoorraad aan te vullen (weinig en zo licht mogelijk). Daarna gaan we ergens iets simpels eten of wat eten halen om dat als twee eekhoorns op onze overnachtingsplek te verorberen. Ik schrijf alles op in mijn dagboekje: het aantal kilometers, de uitgaven, het weer, onze stemming, de avonturen en de wetenswaardigheden van die dag. Ik houd alles bij, voor de statistieken natuurlijk! En voor het boek dat we gaan schrijven als we weer thuis zijn. Soms gaan we een potje kaarten of gaat Riet iets lezen of opruimen, of schrijven of gewoon maar lekker op een simpel bed voor zich uit liggen staren, gewoon niksen en gewoon zijn.
Als we internet hebben, zet ze nog iets op Facebook of sms’t of appt ze met een van de kinderen of met familie en vrienden. Tegen negen, tien uur vallen we in slaap. De volgende dag staan we weer tegen 6 uur op en schieten in hetzelfde ritme als de dag er vóór. Dat geeft een veilig en vertrouwd gevoel als basis voor de verdere avonturen die we weer zullen gaan beleven.
Hoe zwaar is de route naar Rome?
Een goed voorbereide pelgrim komt de eerste obstakels op deze route tegen in de Ardennen. Die zijn vaak venijnig steil en nat en dus is het zaak niet teveel kilometers per dag te lopen en langzaam, voetje voor voetje naar boven te stappen (‘in de lage giering’ zeggen wij altijd). Daarna wordt het heuvelachtiger en loopt het plezierig tot in Besançon. Loop je de GR5 helemaal tot Besançon en niet zoals wij in een rechte lijn vanaf Luxemburg-Stad, dan kom je nog wat meer klimmetjes tegen totdat je de stad bereikt.
Vanuit Besançon duik je richting de Franse Jura in; daar kan het soms slecht weer zijn en het vergt wat stijgwerk. Daarna loop je naar beneden Zwitserland door tot aan het Meer van Genève bij Lausanne. Vanuit Lausanne gaat het eerst beneden langs het meer, maar bij Vevey loop je omhoog door de wijndruif-hellingen. Daarna gaat het naar beneden en langs de Rhône naar Martigny. Dan begin je aan de klim naar de 2470 m hoge Col du Grand St. Bernard, letterlijk en figuurlijk het prachtige hoogtepunt van de route. Je slaapt er in het sinds 1024 bestaande klooster dat pelgrims liefdevol opvangt en geniet van de prestatie die je geleverd hebt. Overigens is de klim naar boven lang niet zo steil en zwaar als de Ardennen zijn. Van Martigny naar boven doe je op je gemakje in drie dagen.
Dan komen de 900 laatste kilometers naar Rome. Je daalt vrij steil het schilderachtige Aostadal in en gaat daar soms ook vrij steil langs de hellingen richting de Povlakte, die je zeven dagen lang een oase van vlakheid voorschotelt. Je loopt door de Italiaanse rijstvelden! Het weer kan er erg warm zijn en de route biedt vrij weinig schaduw. Hou daar rekening mee door na elk uur 10 minuten te pauzeren en goed te drinken, dan heb je nergens last van.
Na de rijstvelden volgen de Apennijnen; qua zwaarte te vergelijken met de Ardennen. Als je die groene en rotsachtige ruggengraat van Italië in een paar dagen door bent, dan volgen de heuvelachtige etappes naar en door Toscane naar Rome. Je bent inmiddels sterk genoeg om de hellingen die je tegenkomt vrij gemakkelijk de baas te worden en te genieten van het prachtige landschap om je heen! Geniet van de gastvrije ostello’s voor pelgrims, die vaak ook voorzien zijn van tweepersoons kamers en van de leuke ontmoetingen met andere pelgrims die naar Rome of naar andere bestemmingen onderweg zijn.
Geniet ook van mooie steden zoals San Gimignano en Siena. Wij hebben erg genoten van de kleine Etruskische stadjes die altijd bovenop een berg liggen: Radicofani, Montefiascone, Viterbo, Capranica en Sutri. Het is een tocht door de voorbije eeuwen. Neem er de tijd om alle cultuur die op je afkomt in te drinken!
Rome binnenlopen is de kers op de taart. Vergeet niet om vlak voor het eindpunt stil te staan op de Monte Mario en stevig te genieten van het uitzicht over de Stad der Steden, die zich vanaf dat punt aan je voeten uitstrekt. Vervolgens daal je af naar de Sint Pieter, waarvan je de koepel al ziet liggen vanaf Monte Mario.
Het plein voor de Sint Pieter basiliek is meestal erg vol met toeristen; trek je dan even terug in de prachtige zuilengalerijen van Bernini die het plein omhelzen.
Ga vervolgens naar de Friezenkerk, een Nederlandse oase van rust vlakbij het plein. Je kunt daar de oorkonde ontvangen ten bewijze van je volbrachte pelgrimstocht. Tot slot een waarschuwing: als je deze pelgrimstocht in één of twee keer loopt, wees er dan op bedacht, dat je vanaf dat moment verslaafd bent aan pelgrimeren en aan Italië. Je hebt jezelf een mooie nieuwe levensvervulling cadeau gedaan! Lees daarvoor het boekje van Prof. Fréderic Gros, “Wandelen”, een filosofische en biologische gids voor de wandelaar die daarin leest wat langdurig lopen met je lijf en psyché doet. Verkrijgbaar bij De Noorderzon uiteraard.
Struin hier door de titels met betrekking tot ‘lopen naar Rome’…