Gisteren, mijn 22ste wandeldag, ben ik vanuit Catalonië de provincie Castellón, en dus de deelstaat Valencia ingelopen. De hoogtemeter geeft consequent waarden tussen 1000 en 1300 meter. Dit oostelijk grensgebied van de Spaanse hoogvlakte heet El Maestrazgo of El Maestrat en het ligt deels in Castellón en in Aragón. Het zal vijf of zes wandeldagen kosten om dit maanlandschap van noord naar zuid te doorkruisen.
Dit verhaal is ontleend aan het boek ‘Zwijgende vlakten, een Spaanse wandeling’
Een bergwind die de harten raakt
Dichte bossen hebben definitief plaatsgemaakt voor bruin-geel-grijs en kaal land, geschubd met stenen en muurtjes. Hier en daar staat een laag huis of verzakte schuur. Je kunt ze gemakkelijk voorbijlopen want ze hebben de kleur van de natuur. Slechts enkele bomen doorsteken het velours van bruine struiken en geel gras. Dit is Quichots strijdgrond: rauw, winderig en hard. Vandaag begint voor mij Midden-Spanje, het grootste deel van dit land. Bijna heel Spanje is Midden-Spanje. Zou ik pal naar het westen blijven lopen dan veranderde deze zwijgende vlakte in wezen niet tot aan de grens met Portugal.
Oude paden zullen mij richting Morella brengen. Het terrein golft licht. Af en toe zie of hoor ik geiten, schapen en koeien; soms ook gieren en andere roofvogels. In dit grootse land zijn de dieren nietig. Zoals ikzelf worden zij door de ruimte verzwolgen. Als ik beesten hoor, vraagt het geduldig speurwerk hen in veld of lucht te ontdekken. Bij tussenpozen blijf ik staan en kijk naar de monochrome pracht.
Tot de twaalfde eeuw heersten de Moren hier. Na de herovering door de katholieken werden deze gebieden in beheer gegeven aan roomse strijdordes zoals de Tempeliers en de Maltezers. De naam Maestrat verwijst daarnaar. Dit was mijn droom: lopen door de hoge velden van de Maestrat. Deze maanweiden te verkennen die doods lijken en in werkelijkheid zeer vruchtbaar zijn. De Tempeliers wisten goed welk cadeau ze zich door de koning lieten geven.
Mijn route volgt oude driften, voetpaden en landbouwwegen. Enkele nauwe, holle paden zijn dusdanig overwoekerd door bramen en ander struikgewas dat ik twee keer mijn blouse scheur. Geeft niet, heb ik het naaigarnituur niet voor niets meegenomen. Om mij heen: stenen, struiken, grassen. Twee keer loop ik dwars door een kudde schapen. De beesten dwalen onbewaakt rond. Gelaten verrichten zij hun graaswerk en kijken niet op of om.
De ‘vistas’, de stilte, de ruwheid, de sporen van het zware leven, van het harde werken om dit land te laten bloeien, de kleine, sterke bloemen, de archeologie van de oude paden, de schuilhutten, grotten, waterpoelen en de eindeloze muurtjes en stapelingen, ik wil ze allemaal onthouden. Hoe kan ik in een monotone veelheid als deze, in deze schijnbare uniformiteit, de details mentaal bewaren? Ik kijk naar een huis in de verte. In lange parallelle lijnen, telkens op een afstand van ongeveer vijftig meter, doorsnijden gele, lage muren het land. Tussen mij en het aftandse pand zijn negen muren van een meter hoog door mensenhanden in dit veld gezet. Dertig of veertig stenen maken een meter. Dit ene veld, een niemendalletje in de grote hoogvlakte, is ongeveer vijfhonderd meter breed. Ik kijk naar 150 duizend stenen. In de Maestrat liggen er miljoenen. De kastelein van gisteren zei het zo: ‘De keien groeien hier uit de grond. Al eeuwenlang verzamelen wij die. Als je alle stenen van de Maestrat opstapelt, kun je naar de maan klimmen.’ De Groningse dichter Hendrik de Vries typeerde het Spaanse land als “’t Hoog kasteel. Naast helse kuilen.” En als “Paradijzen, woestijnen.” Starend naar de Maestrazgo begrijp ik waarop hij doelde.
Alle hooggelegen boerderijen en gehuchten zijn verlaten en ik zal de hele dag niemand tegenkomen. Het land gaf niet meer genoeg om van te leven. Het feodalisme blokkeerde de vooruitgang en de boerenmensen leefden in diepe armoede. Plots liepen de dorpen en gehuchten leeg. Toen dat eenmaal begon, kwam het niet meer tot stilstand. De eerste steen maakte twee volgende los. Er kwamen massale migraties op gang, van gehuchten naar dorpen, vandaar naar de kleine steden, naar de slums in de metropolen, naar het noorden van Europa, naar Amerika, vooral naar de Spaans sprekende delen daarvan. In ‘De Gele Regen’ beschrijft Julio Llamazares het als volgt: “Langzaam eerst, maar dan bijna gehaast laadden de mensen van Ainelle hun karren en verlieten het dorp. Alsof op een dag, plotseling eigenlijk, na al die eeuwen, de mensen de ogen van de grond hadden opgeslagen en de armoede hadden opgemerkt waarin ze leefden en zich realiseerden dat elders een kans wachtte op een beter leven.” De schrijver vergelijkt dit verschijnsel met het opsteken van een bergwind die “een storm veroorzaakt in elk hart en elk huis.” Niemand keerde terug.
Ik weet hoe de stad eruit ziet en toch slaak ik een kreet als ik om half zes vanaf een hoge rand de vallei in kijk. Daar is Morella! Op ruim duizend meter hoogte gelegen, werd deze vesting één met de cilindervormige berg. Op en in de cilinder is een complexe militaire fortificatie gebouwd. De stad ligt tussen solide muren aan de zuidelijke en oostelijke flank van de berg. Het hoogste en meest veilige deel van de niet-militaire bebouwing was voor kerk en klooster. Daaronder, in parallelle halve cirkels, ontstond een tiental straten met witte huizen. De straatjes zijn smal en van boven naar beneden verbonden door steegjes en trappen. De torens en poorten in de middeleeuwse stadsmuren bleven intact. Een Romeins aquaduct voedt of voedde de vestingstad. De bodem van de omliggende vallei ligt tientallen meters beneden de stadsmuren. Hellende akkers zijn hergebruikt door kleine industrieën. Nog lager lopen oude handelswegen door brede beddingen. Morella staat volop in het moderne leven en de wereld flaneert door haar exotische schoonheid. Voordat ik mij bij de toeristen mag voegen en op de Calle Major een glaasje kan drinken, moet ik vanaf mijn uitkijkpost eerst tweehonderd meter naar omlaag en daarna hetzelfde aantal meters omhoog. Vertraagd door gedwongen rustpauzes hijg ik via de poort van San Mateo de stad binnen. Tot de Calle Major kan ik niet wachten. In de eerste de beste kroeg zijg ik neer tussen de oude mannetjes en verzwelg een fles bubbelwater en een grote pils. Alles is ‘arriba’ in Morella. Je moet altijd hoger dan je denkt. De zuilengalerij van de Calle Major wijst mij de weg naar het hotel waar de jongeman aan de balie vraagt of ik een goede dag heb gehad. ‘Een wonderschone,’ kan ik nog net antwoorden. Maar wat een land, wat een fantastisch land!
GR7-wandelgidsen
- Alfons Barceló Casas. (2017). Senders de Catalunya: Dels Pirineus al Massís del Port, GR7. Granollers (Barcelona): Alpina.
- Esteban Cuéllar Pardo. (ongedateerd). Senderos de Gran Recorrido ComunidadValenciana: GR7, E4. Fredes – El Pinoso. Valencia: Iniciativas Rurales Valencianas.
- José Tárraga Pomeda et al. (2009). Senderos de Gran Recorrido, GR7. Región de Murcia. Murcia: Natursport.
- Kristie Shirra & Michelle Low. (2013). Walking the GR7 in Andalucía. Milnthorpe, Wales: Cicerone. (uitverkocht)
Het nieuwe boek van Jac Geurts Zwijgende vlakten, een Spaanse wandeling, waaraan bovenstaand verhaal is ontleend, is hier verkrijgbaar.
Kijk hier voor meer langeafstandswandelingen (en reisverhalen daarover) in Spanje.